Als de rododendron bloeit is het tweede deel in de Deverill-kronieken van Santa Montefiore. Het is een breed uitgesponnen familiekroniek waarvan het verhaal zich lastig laat na vertellen door de grote hoeveelheid personages. Desondanks toch een poging.
De spil in het verhaal is het kasteel Deverill in Ierland, dat met het omringende land sinds enige eeuwen eigendom is van de Engelse familie Deverill. Er rust vanaf het begin een vloek op het kasteel en de mannelijke eigenaren ervan, uitgesproken door een Ierse vrouw uit het nabijgelegen dorp.
De Deverill-kronieken beslaan de twintigste eeuw, met hier en daar een uitstapje naar de tijd van de eerste kasteeleigenaar. In 1900 worden drie meisjes geboren die allemaal op de een of andere manier met het kasteel zijn verbonden. Kitty, kleindochter van Lord Deverill en woonachtig bij het kasteel, haar Londense nichtje Celia en Bridie Doyle, de dochter van de kokkin.
Het eerste deel, De vrouwen van kasteel Deverill, beschrijft de jeugdjaren van de drie meisjes, vanaf 1909 tot en met 1920. Waren zij in 1909 nog hechte vriendinnen, onder invloed van de Engels-Ierse oorlog, waarin ieder werd gedwongen partij te kiezen, is hiervan geen sprake meer.
In Als de rododendron bloeit zorgt Kitty voor het zoontje dat Bridie kreeg met Kitty’s vader. Ze moet de moeilijke keuze maken tussen haar jeugdliefde Jack die met haar naar Amerika wilt gaan en haar voormalige privéleraar Robert met wie ze getrouwd is. Bridie is na de geboorte van haar tweeling naar Amerika vertrokken, alwaar ze een rijke vrouw wordt dankzij twee erfenissen. Ze weet niet beter dan dat haar dochtertje stierf bij de geboorte en is vastbesloten om haar zoontje weg te halen bij Kitty. Kitty’s vader verkoopt het kasteel om uit de geldzorgen te komen en voor zijn vrouw, die bij hem wegliep na de geboorte van Bridie’s zoon, een huis in Londen te kunnen kopen. Nadat Celia het kasteel heeft gekocht en gemoderniseerd, gebeurt er iets waardoor haar hele leven op zijn kop komt te staan.
Nooit geweten dat Santa Montefiore zo’n geweldige verhalenvertelster is. De Deverill-kronieken zijn te beschouwen als een grootse, prachtige familiegeschiedenis. Je leert alle leden van de familie en de mensen er om heen goed kennen. Montefiore beschrijft ze met zo veel gevoel en compassie dat het moeilijk is om niet met de personages mee te leven. Ze komen bijna tot leven zo realistisch beschrijft Montefiore ze.
Het verhaal bevat naast vele personages ook evenzovele verhaallijnen. Toch raak je al lezende nergens de draad kwijt en is het duidelijk welk personage aan het woord is. Iets wat niet van zelfsprekend is bij breed opgezette verhalen en daarom bewonderenswaardig. Steeds willen weten hoe het de verschillende personages vergaat, zorgt er voor dat je blijft doorlezen tot het boek uit is. En dat gaat veel te snel, ondanks de omvang van bijna vijfhonderd bladzijden. Het verhaal is dan echter nog niet afgelopen. Montefiore laat de lezer achter aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Het is te hopen dat de lezer niet te lang hoeft te wachten op het derde deel.