Wie is Jackie van Laren?

“Jackie van Laren, mijn schrijfnaam, is een eerbetoon aan mijn oma, die uit Laren kwam. Ik vind het wel fijn om een schrijfnaam te hebben, omdat ik zelf ook in het boekenvak werk. Het maakt het nou net iets makkelijker om in de rol van auteur te stappen; het is een kleine verbale verkleedpartij. Voor mijn ‘andere werk’ ben ik voornamelijk bezig met het online beter vindbaar maken van boeken van anderen: het zal je verbazen hoeveel daaraan te weten en te verbeteren is! En als ik niet schrijf of zit te nerden, dan maak ik graag muziek.”

Wat lees je zelf het liefst?

“Ik heb een aantal jaar thrillers uitgegeven voor Luitingh-Sijthoff en moest daar enorm veel voor lezen, alleen heel veel van hetzelfde. Nu ik dat niet meer doe is mijn leesgretigheid niet afgenomen, maar de diversiteit is ongeveer ontploft. Daarnaast browse ik me nog eens een ongeluk; mijn leven is een soort eclectisch continuresearch.
Ik lees dus vooral veel, maar ik heb volgens mij helemaal geen ‘smaak’. Ik vind iets interessant of niet, mooi of niet, en als ik heel eerlijk ben kan ik zelf dus helemaal niks aanvangen met categorieën. Het kan (journalistieke) non-fictie zijn, Hochliteratur, een zwijmelboek, fantasy, af en toe een dichtbundel… Ik lees vooral in het Nederlands en Engels; mijn andere talen zijn eigenlijk te roestig geworden.

Op dit moment lees ik (dwars door elkaar heen) Dit kan niet waar zijn van Joris Luyendijk, Gouden Jaren van Annegreet van Bergem, Thinking fast and slow van Daniël Kahneman, Sjeumig van Pepijn Lanen en 12 jaar slaaf van Solomon Northup. Amsterdam van Russell Shorto ligt nog naast mijn bed en ik heb net twee boeken van Cissy van Marxveld uit (oud, maar leuk). Mijn all time favourite is al sinds mijn middelbare schooltijd Eline Vere van Couperus, met alles van Tolkien op een sterke tweede plaats.”

Waar komt jouw kennis van de dance-scène vandaan?

“Ik heb eigenlijk vooral kennis van de optreedscene – ik zit al sinds mijn vijftiende in bandjes – en ik weet ondertussen ook wel zo’n beetje hoe je muziek moet opnemen en producen, en wat er allemaal komt kijken bij een groot muzikaal evenement. Ik ken dus vooral de ‘achterkant’. Die is voor dance niet zo heel erg veel anders dan voor live bands… Het is voor de artiest meestal vooral veel wachten…”

Wanneer schreef je je eerste verhaal? Was Zin het eerste boek dat je schreef of heb je nog meer in je bureaulade liggen dat wacht op voltooiing?

“Volgens mij schreef ik mijn eerste verhaal toen ik een jaar of zeven was. Het was iets over een konijn in een bos en ik denk dat het niet geschikt is voor consumptie, als mijn ouders het überhaupt al bewaard hebben…

Ik heb altijd wel met verhalen in mijn hoofd gezeten, en voordat ik hieraan begon was ik al jaren aan het schrijven, voor mijn eigen plezier, maar ook omdat het simpelweg een ambacht is, iets waar je op moet oefenen voordat je ermee naar buiten gaat. Eerst je schrijfspier trainen. Dat verhaal van dat je eerst een miljoen woorden op papier moet hebben voordat het iets wordt is niet helemaal een broodje aap, volgens mij. Oefening baart nu eenmaal kunst.

Ik heb laatst de moeite genomen om de verhalen die ik nu allemaal zou willen schrijven eens op een rij te zetten en eens uit te rekenen hoeveel tijd me dat allemaal ongeveer zou gaan kosten (de drie delen van de Q serie heb ik in ongeveer anderhalf jaar geschreven), en dan heb ik nog wel voor de komende vijf, zes jaar werk liggen… Ik ben ondertussen ook alweer druk bezig aan een nieuw project.”

Waarom heb je ervoor gekozen een sexy chicklit te schrijven in plaats van een Literaire roman?

“Dit is voor mij echt zo’n rare vraag! Vooral omdat (zie mijn antwoord op de Wat-vraag) ik niet echt veel gevoel bij van die categorieën heb. Ik heb geloof ik helemaal niet gekozen, noch voor het een, noch voor het ander, ik heb geprobeerd iets te doen dat ik zelf interessant vond.

Bij het schrijven van deze trilogie – voor mij is het overigens een lang doorlopend verhaal, met op tactische plaatsen een omslag omdat het anders zo dik zou worden – was ik vooral geïnteresseerd in tegenstellingen. De hoofdpersonen zijn enorme tegenpolen, maar het gaat ook over de tegenstelling tussen hoofd en hart, de tegenstelling tussen perceptie en innerlijk gevoel, en het langzaam dichterbij de karakters komen, terwijl zijzelf ook langzaam dichterbij de essentie van wat nu echt belangrijk is komen. Omdat het drie delen zijn is daar veel meer ruimte en tijd voor dan in één boek van gemiddelde dikte.

Voor mij gaat Zin over twee mensen die min of meer tegen wil en dank fysiek tot elkaar aangetrokken zijn. In deel twee, Lief, leren ze elkaar beter kennen en merken ze dat ze verrassend goed bij elkaar passen en zomaar heel gek op elkaar zijn geworden, en in deel drie, Ziel, moeten ze toegeven dat ze zonder elkaar eigenlijk niet kunnen, en willen, leven. Zoals dat gaat in een relatie: iedere keer ga je een beetje dieper met elkaar. Pel je een laagje af. Kom je dichter bij de essentie.

Ik kan me heus wel voorstellen dat de lezer na het lezen van Zin denkt: ik heb nu een chicklit gelezen. Maar ik hoop toch zo enorm dat die lezer dan ook Lief en Ziel zal lezen, en dan aan het eind Zin in een iets ander licht zal zien. Dan is mijn missie geslaagd.

Grappige anekdote: toen ik het bovenstaande vertelde bij de vergadering op de uitgeverij zei een van de verkoopmensen heel verbaasd: ‘…goh… heel literair, eigenlijk…’

Go figure…”

Dit interview is gepubliceerd op Hebban.nl op 19 juli 2015.